Tegenwoordig worden Venusbeeldjes als symbool voor de moedergodin gezien. Maar wat betekenen ze echt? En wie hebben ze voor het eerst gemaakt? Deze blog gaat over één van de bekendste symbolen uit de steentijd: Venus beeldjes.
Een Venusbeeldje is een draagbaar beeldje van een vrouw uit het Laat-Paleolithicum tot het Neoliticum, dus van de late vroege steentijd tot de nieuwe steentijd. De meeste zijn gevonden in Europa, maar er zijn ook beeldjes gevonden in Siberië en andere delen van Eurazië. Deze beeldjes dragen waarschijnlijk een symbolische betekenis en vertegenwoordigen een vorm van spiritualiteit die maar liefst 29.000 jaar heeft standgehouden—een periode die 14,5 keer langer is dan de tijd waarin het christendom wordt beleden.
Uiterlijke kenmerken
In totaal zijn er meer dan 200 Venusbeeldjes gevonden, meestal klein van formaat, tussen ongeveer 3 tot 40 cm hoog. Ze worden beschouwd als een van de vroegste vormen van prehistorische kunst.
Ze zijn gemaakt van zachte steen (zoals speksteen, calciet of kalksteen), bot of ivoor, of van klei die werd gebakken. Deze beeldjes van klei behoren tot de oudste keramische objecten die bekend zijn.
Bij de meeste Venussen ontbreken de armen en voeten en hun benen lopen vanuit de brede heupen naar elkaar toe in een punt. De hoofden zijn vaak klein en zonder gelaatstrekken. Bij veel beeldjes worden de buik, heupen, borsten, dijen of vulva overdreven groot weergegeven, of hebben een dikke of zwangere buik. Sommige beeldjes laten gedetailleerde kapsels zien, en soms is kleding of tatoeages afgebeeld.
De ontdekking van Venus
Het eerste beeldje werd in 1864 gevonden door Paul Hurault in Laugerie-Basse in de Vézère-vallei, Zuidwest-Frankrijk. Het beeldje, uit het Magdalénien (17.000-12.000 jaar geleden), mist hoofd, voeten en armen, maar heeft een duidelijke vulva. Daarom kreeg het de naam Venus impudique (onezedige Venus), in contrast met de ‘zedige’ godin Venus van de klassieke oudheid.
Vier jaar later publiceerde Salomon Reinach over een groep spekstenen beeldjes uit de grotten van Balzi Rossi, en in 1908 werd de beroemde Venus van Willendorf opgegraven in Oostenrijk. Sindsdien zijn honderden vergelijkbare beeldjes ontdekt, van de Pyreneeën tot Siberië.
In 2008 ontdekten archeologen van de Universiteit van Tübingen de Venus van Hohle Fels, een 6 cm groot beeldje gesneden uit mammoetslagtand, dat minstens 35.000 jaar oud is en het oudste bekende voorbeeld van figuratieve kunst is.
Venusbeeldjes in het paleolithicum: de Cro-Magnons
Mogelijk is de Venus van Tan-tan (500.000-300.000 jaar oud) of de Venus van Berekhat Ram (280.000-250.000 jaar oud) één van de allereerste Venusbeeldjes. De wetenschap is er echter nog niet over uit of het hierbij wel venusbeeldjes betreft.
De eerste beeldjes die we zeker Venusbeeldjes kunnen noemen werden gemaakt door de Cro-Magnons of Europese vroeg moderne mensen (EEMH), homo sapiens die vanaf 56.800 jaar geleden uit West-Azië naar Europa migreerden. Ze leefden naast en kruisten zich met de inheemse Neanderthalers, die 40.000 tot 35.000 jaar geleden uitstierven. Er waren drie belangrijke Cro-Magnonculturen: het Auragnicien (43.000-26.000 jaar geleden), het Gravettien (33.000-22.000) dat zich splitste in het Epi-Gravettien in Italië en het solutréen in het westen, en het Magdalénien.
De eerste groep Cro-Magnons stierf rond 38.000 v.Chr. uit als gevolg van een vulkaanuitbarsting die grote delen van Europa in as bedekte. Zo’n 1.000 jaar daarna migreerde een tweede groep Cro-Magnons naar Europa. Deze groep was een fundamentele stichtingpopulatie en vormde de basis voor alle latere Cro-Magnon-culturen. De Cro-Magnons hadden een geavanceerde cultuur terwijl ze in het bittere klimaat van de Europese IJstijd leefden.
Cro-Magnon samenleving
De Cro-Magnons ontwikkelden verschillende soorten wapens, zoals bogen en speren, waarmee ze onder andere op mammoeten jaagden. Ze domesticeerden de hond, vervaardigden muziekinstrumenten, gebruikten rode oker – mogelijk als cosmetica – en maakten sieraden. Daarnaast verhandelden groepen grondstoffen over lange afstanden, die bijvoorbeeld werden gebruikt voor het maken van Venusbeeldjes.
De ontdekking van Venusbeeldjes leidde aanvankelijk tot de aanname dat de samenleving van de Cro-Magnons matriarchaal was. Hier is geen bewijs voor. Bijvoorbeeld, de meeste teruggevonden graven zijn van mannen en jongens, soms vergezeld van luxe grafgiften.
Er zijn relatief weinig graven van de Cro-Magnons gevonden. Dit kan betekenen dat niet iedereen begraven werd; misschien werden sommige mensen wel gecremeerd en uitgestrooid, of blootgesteld aan de elementen.
De mensen die zijn begraven, kregen vaak grafgiften mee, zoals gereedschap en sieraden. Mogelijk geloofden de Cro-Magnons dus in een hiernamaals, of wederopstanding. Ze werden ook begraven met rode oker. Regelmatig werden meerdere mensen in hetzelfde graf begraven, vaak van beide geslachten.
De samenleving van de Cro-Magnons was over het algemeen relatief egalitair. Toch tonen grafgiften aan dat sommige personen een hogere status hadden. Zo wijst het graf van twee kinderen met zeer luxe grafgiften erop dat een hoge status mogelijk erfelijk was.
Een aantal graven behoort toe aan mensen die waarschijnlijk niet geschikt waren voor de jacht of zwaar lichamelijk werk. Toch kregen zij rijke grafgiften mee, wat suggereert dat zij mogelijk een speciale rol hadden, zoals die van sjamaan of ambachtsman.
Sjamanisme speelde een rol in de Cro-Magnon spiritualiteit. In de Chauvetgrot (28.000 v.Chr), de grot van Lascaux (15.000 v.Chr) en Grotte des Trois-Frères (12.000 v.Chr) zijn hybride lichamen afgebeeld, een kruising tussen mens en dier. Mogelijk tonen ze een sjamanistische extase, waarbij de sjamaan zijn menselijke lichaam verruilt voor dat van een dier om een spirituele reis te maken.
Het is aannemelijk dat deze sjamanen bijpassende kleding droegen bij dit soort rituelen, zoals hoofddeksels van geweien, zoals teruggevonden in de mesolithische opgravingen van Star Carr (9300-8400 v.Chr.) en Badburg-Königshoven (7800-7600 v.Chr.).
Daarnaast is er bewijs voor (ritueel) kannibalisme en het vervaardigen van drinkbekers uit menselijke schedels. Dit was mogelijk als ondersteuning van deze sjamanistische reis, of voor een ander nog onbekend ritueel.
Venusverering
Het is waarschijnlijk dat de Venusbeeldjes van de Cro-Magnons dienden als amuletten die men bij zich droeg. Het is niet zeker of ze ervoor dienden om de hulp van hogere krachten of geesten in te roepen, of gewoon een ideaalbeeld waren dat men nastreefde. In de IJstijd, een periode waarin hongersnood voortdurend dreigde, was een rond en vol lichaam het symbool van welvaart, voorspoed en overleving. De Venusbeeldjes kunnen daarom gezien worden als een uiting van verlangen naar voedselzekerheid, vruchtbaarheid en continuïteit.
Tegenwoordig worden Venusbeeldjes vaak geïnterpreteerd als symbool voor een moedergodin. Het is echter onwaarschijnlijk dat de Cro-Magnons in goden geloofden die menselijke vormen hadden. Hun spiritualiteit was waarschijnlijk gericht op geesten en natuurkrachten, die een directe invloed hadden op hun bestaan.
Het leven van de Cro-Magnons was hard en onzeker. Ze waren afhankelijk van de natuur: van het jagen op wilde dieren en het verzamelen van voedsel. De natuur zelf was onberekenbaar en kon zowel geven als nemen. Een goede jacht of overvloedige vondst kon het verschil betekenen tussen overleven of sterven, terwijl strenge winters, droogte of ziekten altijd op de loer lagen. Mogelijk probeerden sjamanen met rituelen te communiceren met geesten van dieren, voorouders of natuurkrachten, om bijvoorbeeld een succesvolle jacht garanderen.
Pas rond 3000 jaar na het Magdalénien veranderde de verhouding tussen mens en natuur en werd de mens de natuur de baas. Dat is zichtbaar in Göbekli Tepe, waar jager-verzamelaars zich rond 9.500 v.Chr. vestigden. Hier groeide wild graan, wat ze stelselmatig konden oogsten, en konden ze een groot deel van de tijd op wilde gazellen jagen. Ze vestigden zich hier semi-permanent.
Op dat moment zien we ook een verschuiving in hoe mensen worden afgebeeld in verhouding met de natuur. Een voorbeeld is een reliëf uit Sayburç waar een man zijn penis vasthoudt, terwijl hij geflankeerd wordt door twee luipaarden. Naast één van de luipaarden staat een man die een slang omhoog houdt tegenover een stier. De man met de fallus is gedetailleerd uitgewerkt, de andere figuren in een aantal grove lijnen.
Waar de Cro-Magnons bijvoorbeeld jachtscènes afbeelden, een strijd met de natuur, tonen dit soort beeltenissen dat de mens de baas over de natuur was geworden. Waar mensen in het paleolithicum natuurkrachten vereerden, ging de spiritualiteit in de steentijd meer over een band met de voorouders. Mogelijk ontstonden hieruit de eerste goden.
Van paleolithicum naar neolithicum
Tijdens de laatste ijstijd, die duurde tot ongeveer 12.000 v.Chr., waren grote delen van Europa bedekt met gletsjers en daardoor onbewoonbaar. Naar schatting leefden er destijds slechts 5.000 tot 130.000 mensen verspreid over het hele continent. Deze Cro-Magnon populaties concentreerden zich in relatief kleine leefbare gebieden, zogenaamde refugia, zoals het Solutréen-refugium in wat nu Italië is. Na het einde van de ijstijd begonnen deze groepen Europa opnieuw te bevolken. Ze worden tegenwoordig aangeduid als Westelijke Jager-Verzamelaars.
Tussen 45.000 en 26.000 jaar geleden migreerden groepen Cro-Magnons oostwaarts vanuit Europa, en belandden via de Kaukasus in Anatolië. Deze groep nam rond 8200 v.Chr. landbouw over van de bevolking van de Levant.
Vanaf circa 7000 v.Chr. migreerde een groep van deze Anatolische boeren, en introduceerde landbouw in Europa: de Vroege Europese Boeren. De komst van landbouw luidde in Europa het neolithicum of de nieuwe steentijd in.
Venusbeeldjes in het neolithicum en de kopertijd
In het neolithicum kregen mensen een ander wereldbeeld dan dat van de Cro-Magnons, zoals we al zagen bij Göbekli Tepe. Ook zij maakten beeldjes die we als Venusbeeldjes kunnen omschrijven. Deze hadden waarschijnlijk een religieuze betekenis.
Çatalhöyük
Rond 7.500 v.Chr. vestigden zich mensen in Çatalhöyük, Turkije. Door de verschillende lagen van nederzetting die bovenop elkaar werden gebouwd ontstond er een tell, een kunstmatige heuvel. Çatalhöyük was een proto-stad, een nederzetting die qua formaat even groot als een stad was, maar niet duidelijk georganiseerd is of een centraal bestuur had.
Ook in Çatalhöyük zijn verschillende vrouwelijke beeldjes gevonden. De oorspronkelijke opgraver, James Mellaart, zag deze beeldjes als bewijs voor een vrouwelijke godheid en een matriarchale samenleving. Zijn opvolger, Ian Hodder, heeft deze theorie weerlegd. Hij toonde aan dat mannen en vrouwen dezelfde sociale status hadden, zo werden ze op dezelfde manier behandeld na hun dood.
In 2004 heeft Hodder een opmerkelijk beeldje opgegraven. De voorkant lijkt op een Venusbeeldje, met grote borsten en een dikke (zwangere?) buik. Maar de armen zijn erg dun, en de achterkant toont duidelijk de ruggenwervel en mogelijk ribben. De voorkant symboliseert mogelijk welvaart, voorspoed en leven, en de achterkant de dood. Deze spanning tussen leven en dood zien we later ook terug in de Indo-Europese moedergodin.
Een ander bekend Venusbeeldje uit Çatalhöyük is de Zittende vrouw. Het beeldje is gemaakt van klei. De zittende vrouw, met grote borsten, een dikke buik en dikke dijen, wordt geflankeerd door twee luipaarden. Dit wordt door sommige onderzoekers geïnterpreteerd als de voorloper van Cybele, de Frygische moedergodin.
Het is niet duidelijk of de Venusbeeldjes van Çatalhöyük een godin uitbeeldden. Ze werden vaak snel geproduceerd en waren gebruiksvoorwerpen, die veel zijn gevonden in afvalplaatsen of opvullagen van verlaten huizen. Iets wat niet logisch is voor beeltenissen van godheden. Venusbeeldjes vormen ook maar 5% van de 2.000 beeldjes die in Çatalhöyük zijn gevonden. Er werden daarnaast veel fallussymbolen gebruikt in beelden en muurschilderingen. Er is dus geen bewijs van een matriarchale samenleving.
Mogelijk weerspiegelden de Venusbeeldjes een band tussen de bewoners en hun voorouders. Deze verbinding was tastbaar, aangezien voorouders vaak werden begraven onder de vloeren van huizen. Met deze beeldjes versterkte een familie de band met hun voorouders en verzekerde zich zo van status, bescherming en continuïteit.
Old Europe
Het gebied van Zuidoost-Europa tussen 6000 en 3500 v.Chr. wordt ook wel Old Europe genoemd. In deze regio waren verschillende culturen die veel gedeelde eigenschappen hadden, zoals de vorm van hun huizen en nederzettingen, en de manier waarop ze keramiek maakten. Ze hadden grote nederzettingen, waar duizenden mensen konden wonen, en waren waarschijnlijk één van de eersten die wielen gebruikten. Ze konden keramiek met zeer dunne wanden maken en hiervoor moesten ze in staat zijn om de klei op zeer hoge temperatuur te bakken. Doordat ze vuur zo heet konden stoken, waren ze waarschijnlijk ook de eersten die metaal konden smelten. Dit was het begin van de kopertijd.
Een theorie, met name populair door het werk van Marija Gimbutas, borduurt voort op het werk van Mellaart over Çatalhöyük en stelt dat de samenleving van Old Europe vreedzaam en egalitair was, gecentreerd rondom een moedergodin. Deze samenleving zou matristisch zijn, gericht op harmonie. Hij zou door de patriarchale, oorlogszuchtige proto-Indo-Europese steppeherders zijn vernietigd en veroverd.
Deze theorie is zeer invloedrijk geweest, maar wordt door de huidige wetenschap niet meer wijd geaccepteerd, omdat er te weinig bewijs voor is. Mannen werden bijvoorbeeld vaker met rijke grafgiften begraven dan vrouwen. Bovendien raakte de samenleving van old Europe al in verval vóór de Indo-Europese migratie, en ging dit gepaard met onderling geweld.
De culturen van Old Europe maakten duizenden keramische Venusbeeldjes. Belangrijke voorbeelden komen uit de Vinčacultuur (5400-4500 v.Chr.), de Varnacultuur (4550-4100 v.Chr.) en de Cucuteni-Trypilliacultuur (5050-2950 v.Chr.).
Sommige Venussen werden in keramische huizen geplaatst, anderen zaten op stoelen, weer anderen stonden. Ze hadden kleinere borsten dan die van beeldjes uit de vroege steentijd, en brede heupen en billen. Sommige hadden een gestileerd gezicht, of droegen maskers. Beeldjes uit de late Cucuteni-Tripolyecultuur hadden daarentegen realistische gelaatstrekken, en sommige beeldjes uit de Vinčacultuur lijken vogelgezichten te hebben.
Van de mensenbeeldjes uit de Varnacultuur zijn bijna 90% van vrouwen. Beeldjes van mannen werden ook gemaakt en werden soms naast die van vrouwen geplaatst. Vrijwel alle prestigegraven, rijk voorzien van grafgiften, zijn daarentegen van mannen. Dit suggereert dat mannen de leiding hadden over het externe leven, zoals handel en diplomatie, terwijl vrouwen de leiding hadden over het interne leven, het huishouden, maar ook rituelen. Het is mogelijk dat deze vrouwen hun voorouders vereerden en het is mogelijk dat die verering liep via moeders en grootmoeders.
Het is niet zeker of een dergelijke man-vrouwverdeling in heel Old Europe bestond. Er zijn vrijwel geen graven uit de Cucuteni-Trypilliacultuur gevonden, waardoor we hier een veel minder goed beeld van hebben.
De Venusbeeldjes zijn in verschillende contexten teruggevonden, maar meestal in huiselijke context. Ze werden begraven in de funderingen van huizen, mogelijk als bescherming, ze zijn gebroken teruggevonden in afvalkuilen en heel in huizen zelf. Doordat sommige huizen meerdere beeldjes hadden, suggereren sommige wetenschappers dat het speelgoed was. De beeldjes hebben echter geen gebruikssporen.
Het is waarschijnlijk dat een deel van de Venusbeeldjes van Old Europe symbool stonden voor vruchtbaarheid. Ze hadden weliswaar meestal een platte buik, maar deze was vaak gedecoreerd met een ruitvorm, wat mogelijk symbool was voor zwangerschap.
In ieder geval in de Cucuteni-Trypilliacultuur waren de beeldjes verbonden met graan. Één groep uit Sabatinovka is gevonden in een bakkerij. In Luka Vrubavetskaya werd het klei van de Venusbeeldjes gemixt met granen en meel. Mogelijk werden ze gemaakt om de vruchtbaarheid van het land te bewerkstelligen.
Hoewel de Venusbeeldjes van Old Europe waarschijnlijk geen bewijs zijn voor het vereren van een moedergodin, hadden ze wel een rituele functie. Ze duiden mogelijk op voorouderverering, of zijn symbool voor vruchtbaarheid.
Malta
Het eiland Malta in de Middellandse Zee werd vanaf 5900 v.Chr. bewoond. De bevolking bouwde in de late steentijd (3200-2500 v.Chr.) grote tempels. Binnen deze complexen zijn meer dan 30 vrouwenbeelden gevonden, de kleinste 20 cm en de grootste wel 3 meter. Ze zijn van kalksteen gehouwen en werden waarschijnlijk bedekt met rode oker.
De figuren zijn corpulent, met vetrollen en brede heupen en billen.Er zijn zittende en staande Venussen. Sommige zijn gekleed, andere naakt, mogelijk om de verschillende functies van de figuur te benadrukken. De vulva is niet zichtbaar door de zittende pose, de kleding die de figuur draagt, of door de vetrollen die over het kruis hangen. Gezien de overeenkomsten tussen de verschillende beelden is het mogelijk dat het hier wel om één en dezelfde figuur gaat, mogelijk een godin.
Cyprus
Rond 3800 v.Chr. bloeide de Cypriotische cultuur, mede door het eerste gebruik van inheemse koperbronnen. Tegelijkertijd ontstond een unieke Cypriotische beeldhouwtraditie met menselijke representaties in aardewerk en steen.
Sommige latere figuren zijn herkenbaar als zwangere of barende vrouwen. Deze waren mogelijk symbool voor vruchtbaarheid, zwangerschap en bevalling. Ze hadden waarschijnlijk ook een bredere symbolische waarde voor het overleven en voortbestaan van de gemeenschap.
Venusbeeldjes buiten Europa
Ook buiten Europa zijn er Venusbeeldjes gemaakt, draagbare beeldjes van vrouwenfiguren.
Uit de Mal'ta–Buret' cultuur uit Siberië zijn een dertigtal figuren bekend, ongeveer 23.000 jaar oud. Ze verschillen stylistisch met die van de Cro-Magnons, ze zijn slanker en met minder uitgesproken borsten. De helft van de Venussen zijn gekleed.
In Mesopatamië zijn er voorbeelden uit de Hassuna-cultuur (6000 v.Chr.) en de Halaf-cultuur (6100-5100 v.Chr.). Door wetenschappers worden deze als vruchtbaarheidssymbolen geïnterpreteerd.
Vanaf circa 4000 v.Chr. worden ook in Mehrgarh, in de Indusvallei, vrouwenbeeldjes geproduceerd. Vanaf 2600 v.Chr. kwamen hier beeldjes van mannen bij, die de Venusbeeldjes langzaamaan vervangen.
De betekenis van Venusbeeldjes
Gedurende de millennia waarin Venusbeeldjes werden vervaardigd, onderging de mensheid ingrijpende veranderingen, wat ervoor zorgde dat de symboliek van deze beeldjes niet constant bleef. Jager-verzamelaars leefden in diverse omstandigheden: sommige groepen waren nomadisch en migreerden wekelijks, anderen waren semi-nomadisch en bouwden tijdelijke nederzettingen, zoals in Çatalhöyük. Daarnaast waren er gemeenschappen zoals die van Göbekli Tepe, waar een permanente voedselbron aanwezig was.
Venusbeeldjes werden in grote aantallen vervaardigd door zowel jager-verzamelaars als landbouwgemeenschappen, hoewel hun betekenis door de tijd heen varieerde. De vroegste makers van deze beeldjes verpersoonlijkten hun goden waarschijnlijk niet, maar gebruikte ze als weerspiegeling van persoonlijke idealen en een gewenste staat van voorspoed. In latere periodes lijken Venusbeeldjes vaker in verband te staan met voorouderverering.
In beide gevallen benadrukten de beeldjes concepten zoals vruchtbaarheid, welvaart en continuïteit. Ze symboliseerden zowel de vruchtbaarheid van de aarde als die van de mens. Er is echter geen bewijs dat Venusbeeldjes verwijzen naar een moedergodin of een matriarchale of matristische samenleving. Tegen het einde van het neolithicum verdween de traditie van het maken van Venusbeeldjes grotendeels, hoewel de achterliggende symboliek bleef voortleven.
De Proto-Indo-Europese moedergodin
Vanaf 3.000 v.Chr. migreerden afstammelingen van de Oostelijke Jager-verzamelaars, heel verre verwanten van de Cro-Magnon, vanaf de Pontisch-Kaspische steppen naar Europa. Zij waren de voorouders van de Grieken, Romeinen, Germanen, Kelten en andere Indo-Europese culturen. Er is veel over hun religie en mythologie bekend. En deze hebben ze niet onafhankelijk bedacht.
De Moeder Aarde (*Dʰéǵʰōm Méh₂tēr) wordt afgebeeld als het uitgestrekte (*pl̥th₂éwih₂) en donkere (*dʰengwo-) huis van stervelingen, de entiteit die alles en iedereen draagt. Ze wordt vaak gepaard met de Hemelvader (*Dyḗus ph₂tḗr), in een relatie van contrast en vereniging. De vruchtbare regen van de Hemelvader en vruchtbaarheid van Moeder Aarde brengt op deze manier voorspoed en welvaart naar de gemeenschap. Dʰéǵʰōm wordt dus vaak geassocieerd met vruchtbaarheid, groei en dood, en wordt gezien als de oorsprong en het uiteindelijke huis van de mensheid.
Vanuit deze context kunnen de vruchtbaarheidsgodinnen uit de Indo-Europese mythologie worden beschouwd als een directe voortzetting van de Venussymboliek die al 29.000 jaar in beeld werd gebracht. Het archetype van Moeder Aarde, als bron van leven, vruchtbaarheid en continuïteit, weerspiegelt de essentie van deze oeroude symboliek en verbindt de prehistorische Venusbeeldjes met latere mythologische en spirituele tradities.
Venusbeeldjes
https://www.celticwebmerchant.com/nl/moeder-aarde-amulet-willendorf.html
https://www.celticwebmerchant.com/nl/moeder-aarde-amulet-willendorf-verzilverd.html
https://www.celticwebmerchant.com/nl/hanger-venus-van-willendorf.html
Voorwerpen met afbeeldingen van Venusbeeldjes
https://www.celticwebmerchant.com/nl/medieval-goddess-handcrafted-genuine-leather-journ.html
Indo-Europese Venus beeldjes
https://www.celticwebmerchant.com/nl/vikingamulet-freya-verzilverd.html
https://www.celticwebmerchant.com/nl/romeins-votiefbeeldje-godin-fortuna.html
https://www.celticwebmerchant.com/nl/romeins-votiefbeeldje-godin-juno.html
https://www.celticwebmerchant.com/nl/romeins-votiefbeeldje-godin-minerva.html
https://www.celticwebmerchant.com/nl/romeins-huisaltaar-venus.html
https://www.celticwebmerchant.com/nl/romeins-votiefbeeldje-godin-venus.html
https://www.celticwebmerchant.com/nl/matronabeeldje.html
https://www.celticwebmerchant.com/nl/matronabeeldje.html
https://www.celticwebmerchant.com/nl/romeins-votiefbeeldje-godin-fortuna-zittend.html
https://www.celticwebmerchant.com/nl/romeins-votiefbeeldje-godin-sirona.html
https://www.celticwebmerchant.com/nl/romeinse-matres-2de-eeuw.html