De Triarii

De Triarii

Deze blog volgt de Romeinse soldaat Gnaeus in het jaar 251 voor Christus. Hij vecht mee tegen de Carthagers als een triarius in de slag bij Panormus, de hedendaagse stad Palermo. Deze slag was onderdeel van de Eerste Punische Oorlog, een conflict dat het einde markeerde van de vroege Republikeinse Periode. Hierna werd Rome een belangrijke grootmacht in de Middellandse Zee en de aartsrivaal van het Fenicische Carthago.

De vroege Romeinse republiek

Sinds het verbannen van de koningen in 509 v.Chr. tot de aankondiging van het principaat in 27 v.Chr. was Rome een republiek. Meestal wordt de periode van de Romeinse Republiek verdeeld in de Vroeg- Midden- en Laat-Romeinse Republiek. Er moet niet worden gedacht dat de ‘republiek’ een constante was gedurende de tijd dat deze bestond: volgens de historicus Jeremy Armstrong kan deze periode beter worden opgedeeld in wel 13 delen. Het begin van de Romeinse republiek was vergelijkbaar met de koningstijd in dat het werd geleid door krijgsheren, elk met hun eigen gevolg aan cliënten. Hieruit ontstonden uiteindelijk de sociale verhoudingen van de Romeinse samenleving. 

Rond deze tijd moeten we meer denken aan losse groeperingen van krijgsbenden dan aan het Griekse type Poleis. Ze voerden jaarlijks rooftochten uit op vijandelijke stammen, waarna ze de buit die ze ‘heldhaftig’ hadden gewonnen en waren de gevoerde helden voor de rest van het volk. Het grote verschil tussen de vroege Republiek en de Koningstijd was dat deze krijgsheren vaak sterk samenwerkten en meer gingen handelen vanuit naam van de Romeinse Republiek. Vanuit deze traditie zien we ook de Triomftochten en het claimen van het grootste gedeelte van de oorlogsbuit door de patriciërs, die deze immers hadden veroverd ‘in naam van Rome’. 

De krijgsheren van de vroege republiek kwamen voort uit verschillende Latijnse volkeren en kwamen niet altijd uit Rome zelf. Het was voor een ambitieuze krijgsheer vanuit een andere stam namelijk zeer aantrekkelijk om zich hierbij aan te sluiten en zo ook een ‘Romein’ te worden. Deze krijgsheren konden toetreden en zolang zij maar vanuit naam van de Republiek handelden, waren ze een welkome aanwinst. Op deze manier kon de vroege Republiek flink in militaire macht groeien. Dit open karakter van de vroege Romeinen naar ‘buitenstaanders’ is opmerkelijk, zeker vergeleken met latere perioden waarin slechts een kleine groep Romeinen volledig burgerschap had, zelfs al waren ze Romeinse bondgenoten of zelfs in Rome geboren. 

De krijgsheren uit de vroege periode werden in de loop der tijd de Patriciërs, de adellijke families die over Rome zouden heersen. Vanuit dit standpunt werd de kloof vergroot tussen de ‘haves’ (patriciërs) en de ‘have nots’ (de plebejers), waaruit lange politieke frictie ontstonden waarbij de plebejers meer aandeel wilden hebben in de rechten van patriciërs. Hoewel de naam ‘Republiek’ een relatief gelijke samenleving impliceert, was deze verre van democratisch: alleen mannelijke Romeinse burgers hadden stemrecht en rechtspersoonlijkheid. De samenleving was door deze oorsprong zeer hiërarchisch ingedeeld en gevormd door patroon-cliëntrelaties, ook binnen de geprivilegieerde burgerij. Adellijke senatorenfamilies stonden bovenaan, gevolgd door equites (ridders) en plebejers. Onder hen bestond een onderklasse van proletariërs en slaven die nauwelijks zeggenschap hadden over hun eigen levensindeling, laat staan de politiek.

Het ideaal van de republiek vormde de grondslag voor de Romeinse identiteit; de Romeinen hebben zichzelf tot aan de val van het westelijke rijk een republiek genoemd, ook al werden ze overheerst door een keizer.. Vanaf de periode van de midden-republiek zien we het ontstaan van een bureaucratische machine die noodzakelijk was om de complexiteit van Rome te kunnen beheersen. Hierin speelden prominente patriciërsfamilies de sleutelrol. 

Het leger van de Midden-Republiek

Het is geen wonder dat de hiërarchie van de Romeinse samenleving was terug te zien in het leger van de Republiek. In de vroege periode leek het Romeinse leger op dat van omliggende stadstaten, bestaande uit losse roofbendes en hoplietenlegers in de falanx volgens het Griekse model. Tijdens de oorlog tegen de Samnieten van 343 tot 290 v.Chr. ontwikkelden de Romeinen een nieuwe, originele krijgsformatie en manier van oorlogsvoering, het zogeheten manipel-leger. Dit zou de standaardvorm zijn van het Midden-Republikeinse leger, tot de hervormingen aan het einde van de tweede eeuw v.Chr. 

Het manipel-leger was opgedeeld in verschillende rangen en groepen met hun eigen functies. De voorhoede werd geleid door velites, lichte infanterie die de vijand bestookte. Ze waren vaak jongeren, die naast een wolvenhuid en een klein schild geen bescherming droegen om zich zo snel mogelijk te verplaatsen over het slagveld. Zware infanterie was het belangrijkste element van het republikeinse leger. De formatie van deze soldaten was opgedeeld in drie linies op basis van strijdervaring en vermogensklasse. Vooraan stonden de hastati: zij waren de minst ervaren en gepantserde soldaten die de aanval leidden in de eerste fase van een veldslag. De middenlijn werd gevormd door principes. Als de lijn van de hastati werd doorbroken tijdens de eerste fase of als dit gedeelte van een gevecht te lang duurde, kwamen zij naar voren, uitgerust en klaar om een uitgeputte tegenstander te bevechten. De Triarii zoals onze Gnaeus, de veteranen met de beste uitrusting, vormden de achterhoede van het Romeinse leger. Als de formaties van de hastati en principes waren doorbroken, schoten zij te hulp in de laatste fase van de veldslag. Dit gebeurde zelden en was een teken dat er tot het bittere einde zou worden gevochten; de Romeinen hier zelfs een uitdrukking voor in het dagelijks leven, ‘res ad triarios venit’ of ‘het komt neer op de triarii’. Hiernaast was er aan de flanken cavalerie, opgemaakt uit de klasse van de equites (ridders), hulpcavalerie bestaande uit rijke Italiërs zonder burgerrecht en en andere specialisten.

De Romeinse veroveringsstrategie in Italië

Rome was in de vroege eeuwen van de republiek uitgegroeid van een kleine stadstaat naar een imperium dat bijna heel Italië bestuurde. Dit gebeurde in enkele gevallen met bloederige veroveringsoorlogen zoals tegen de Etruskische stad Veii in 396 v.Chr. die slechts 16 km van Rome verwijderd was. Maar in de meeste gevallen ging deze ‘verovering’ gemoeid met een sluwe strategie van het incorporeren en fuseren van krijgsheren uit andere Indo-Europese culturen. Regelmatig koos Rome bondgenoten uit om samen met hen hun vijanden aan te vallen en vervolgens beide volkeren in te lijven in de republiek. Ten slotte waren er voor de elite van deze andere volkeren volop mogelijkheden om toe te treden tot de elite van de Romeinse samenleving. 

De Eerste Punische Oorlog

In de loop van de vierde eeuw voor Christus had de republiek andere kleine stadstaten en regionale bestuurders opgeslokt, maar kwam daardoor steeds vaker in conflict met andere imperia rondom de Middellandse Zee. Dit gebeurde in 264 v.Chr., toen Rome Campanische zeerovers in Messina te hulp schoot tegen de Griekse stadstaat Syracuse op Sicilië. Rome raakte in conflict met de andere bondgenoot van de Campaniërs, de Fenisische stadstaat Carthago. Deze onenigheid liep uit in een zeer verwoestende oorlog tussen de twee grootmachten, groter dan het conflict dat in 264 v.Chr. was begonnen; Syracuse liep zelfs na een jaar over naar de Romeinse kant.

Vanwege de ligging van Sicilië werd een groot deel van de oorlog op zee uitgevochten. Rome was aan het begin van de oorlog slechts een landmacht en werd telkens dwarsgezeten door de Carthaagse vloot zonder terug te kunnen vechten. Hierdoor ontwikkelde de stad haar eigen zeemacht, met triremes die direct waren gekopieerd van een gestrand Carthaags model. Al wisten de Romeinen in snelle tijd een vloot op te bouwen, was het duidelijk dat de Carthagers veel meer ervaren waren met oorlogsvoering op zee. De Romeinse strategie was dan ook bedoeld om van een zeeslag een veldslag te maken, door Romeinse mariniers Carthaagse schepen te laten enteren met behulp van een corvus, een soort enterplank. Dit was zeer effectief en bleef de belangrijkste strategie van de Romeinse marine voor de komende eeuwen.

Het grootste gedeelte van de oorlog bleef onbeslist en de twee kampen. De jonge Romeinse zeemacht probeerde zelfs een gewaagde invasie van Carthago uit te voeren tussen 256 en 254, maar dit mislukte al snel. De laatste beslissende veldslag werd gevochten in 251 v.Chr., toen de Romeinen wisten te voorkomen dat de Carthagers de stad Panormus (Palermo) zouden veroveren. Hierna hadden de Romeinen bijna volledig Sicilië in handen en werd haast alleen nog op zee gevochten. Een mislukte zeeroof in 249 v.Chr. waarin de Romeinse vloot grote verliezen leed, werd gevolgd door een jarenlange impasse. In 243 v.Chr. wisten de Romeinen een nieuwe vloot op te bouwen en in 241 v.Chr. wonnen ze een beslissende zeeslag, waarna Carthago de vrede ondertekende en Rome controle kreeg over Sicilië. Het eiland werd hiermee (met uitzondering van Syracuse) de eerste Romeinse provincie, onder het gezag van een praetor. 

Vrede tussen Carthago en Rome zou niet lang duren en de conflicten die volgden zouden de meest tragische en vernietigende oorlogen zijn uit de klassieke oudheid. In 218 v.Chr. brak weer oorlog uit tussen de twee grootmachten, deze keer in Iberië. De Carthaagse veldheer Hannibal zou het conflict echter naar Rome brengen en de machtige stadstaat op een haar na vernietigen. 

 

Uitrusting triarius Gnaeus

Kleding

Tunica (tuniek)

In de Romeinse samenleving was de tunica van wol, linnen (en in sommige gevallen katoen) het belangrijkste kledingstuk voor zowel mannen als vrouwen. Het was in de republikeinse periode zeer in de mode om deze lang en vloeiend te maken, om dezelfde uitstraling te geven als de meer formele toga die door Romeinse burgers werd gedragen. Dit was echter niet praktisch voor soldaten en daarom droegen zij een korte tunica, met of zonder korte mouwen.

De tunica die Gnaeus draagt is blauw geverfd. In moderne afbeeldingen dragen Romeinse militairen vaak rood, omdat deze kleur symbool stond voor de oorlogsgod Mars. Het is echter onduidelijk welke kleuren Romeinse soldaten droegen, aangezien de kleur per legioen (en ook manipel) niet uniform was. Soldaten verzorgden ten tijde van de republiek hun eigen tunieken, die ze vaak vanuit huis kregen gestuurd: zo heeft Gnaeus zijn tuniek gekregen als een gift van zijn vrouw.

https://www.celticwebmerchant.com/nl/mouwloze-tuniek-106626427.html 

https://www.celticwebmerchant.com/nl/ondertuniek-yngvi-korte-mouwen-naturel.html 

https://www.celticwebmerchant.com/nl/tuniek-aegir-groen.html?id=154247399 

https://www.celticwebmerchant.com/nl/tuniek-aegir-grijs.html 

Riem

Om het maliënkolder op de heupen te laten rusten en het zwaard aan te hangen werd in deze periode een simpele leren riem gebruikt. 

https://www.celticwebmerchant.com/nl/keltische-la-teneriem-met-riemhaak-bruin.html 

Caligae (sandalen)

De sandalen die Gnaeus draagt zijn een praktisch militair model dat door Romeinse soldaten werd gedragen. Militaire sandalen waren comfortabel en licht van ontwerp: hierdoor konden soldaten hard werk verrichten, lange perioden op wacht staan en grote afstanden per dag marsen zonder blaren te ontwikkelen. De sandalen werden door soldaten zelf voorzien van spijkers om grip te geven op onverharde of natuurlijke grond. Ook konden hiermee gevallen vijanden op het slagveld worden afgemaakt als de Romeinse eenheden over hen heen marcheerden.

https://www.celticwebmerchant.com/nl/romeinse-caligae-neptunus.html 

Sagum (Mantel)

Gnaeus heeft voor koud of slecht weer een mantel bij zich. De Romeinse mantel was een grote lap wol, die wordt vastgehouden met een fibula. Romeinse soldaten droegen mantels om zichzelf warm en droog te houden: dat laatste was zeer belangrijk om de uitrusting te beschermen tegen roest of vuil. Ook speelden ze mogelijk ook een rol in nachtoperaties, om soldaten te camoufleren. De mantel kon zelfs worden gebruikt om de arm te beschermen tijdens een gevecht: er is een verslag van legionairs die door de vijand werden overvallen zonder schild en hun mantels om de voorarm wikkelden om als schild te gebruiken.

Uit wandschilderingen is op te maken dat Romeinse legionairs veelal bruine, beige en grijze mantels droegen. Dit kwam doordat de mantels van ongekleurde wol werden gemaakt, zodat de natuurlijke olie van het schaap de mantel waterbestendig kon houden. Centurions en andere veldheren droegen rode, witte of zelfs paarse mantels om op te vallen: Julius Caesar stond er om bekend dat hij ook tijdens veldslagen zijn mantel droeg voor dramatisch effect. 

https://www.celticwebmerchant.com/nl/mantel-hibernus-herfstgroen.html 

https://www.celticwebmerchant.com/nl/middeleeuwse-mantel-karen-bruin.html 

https://www.celticwebmerchant.com/nl/mantel-harun-wol-grijs.html 

https://www.celticwebmerchant.com/nl/keltische-fibula-3de-1ste-eeuw-vchr.html 

Wapenuitrusting

Om zijn lichaam te beschermen gebruikt Gnaeus het grote republikeinse scutum (schild) en draagt hij een Boeotische helm en een lorica hamata (maliënkolder). Om te vechten gebruikt hij een hasta (een zware stoot- en werpspeer) en een zwaard van het La-Tène type B.

Helm

Gnaeus draagt een Boeotische helm, een Grieks type bronzen helm die was ontwikkeld voor ruiters.. De helm gaf de drager een breed gezichtsveld en had de vorm van een petasos, een Griekse hoed die beschermde tegen de zon; het was geen wonder dat deze dus zeer effectief werd gebruikt in Azië door de Griekse veldheer Xenophon, Alexander de Grote en latere Hellenistische heersers. Deze helm werd voornamelijk door Romeinse ruiters gebruikt, maar Gnaeus heeft de zijne als krijgsbuit verkregen.

https://www.celticwebmerchant.com/nl/griekse-boeotische-helm-messing.html 

De meeste andere soldaten van de Romeinse republiek dragen een Montefortino-helm van het Keltische type. Dit type helm was overgenomen van de Kelten na de Keltische plundering van Rome in 387 v.Chr. en werd van alle Romeinse helmen het langst gebruikt. De helm was voorzien van wangkleppen en een afneembare pluim van paardenhaar, wat de drager langer liet overkomen om de vijand te intimideren. Nadat wapenrusting door de Romeinse staat in massa werd geproduceerd, nam de kwaliteit van deze helmen af. 

https://www.celticwebmerchant.com/nl/deepeeka-republikeinse-montefortino-a-messing.htm

Ook werden Attische helmen gebruikt, die populair waren in Italië omdat ze het gezicht niet belemmerden.

Borstpantser (Lorica hamata)

Gnaeus draagt een Lorica hamata, een Romeins maliënkolder dat van de derde eeuw voor- tot de vierde eeuw na Christus werd gedragen door Romeinse soldaten. Vaak ontbraken er mouwen om het comfortabeler te maken om lange perioden te dragen, zeker tijdens de mars. Maliën was mogelijk direct overgenomen van de Kelten, aangezien de La-Tènecultuur deze vorm van pantser rond 400 v.Chr. had uitgevonden. In de 4e-2e eeuw v.Chr was de lorica hamata erg duur en konden armere soldaten zoals de hastati zich dit niet veroorloven. 

https://www.celticwebmerchant.com/en/flat-ring-roman-lorica-hamata-riveted-and-alternat.html 

Andere triarii hadden mogelijk ook een linothorax of musculata gedragen. De linothorax (letterlijk ‘linnen borstplaat’ in het Grieks) was een type pantser dat tot de derde eeuw voor Christus door krijgers uit het hele Middellandse Zeegebied werd gedragen. Het was een kuras gemaakt van dikke lagen linnen dat de torso en bovenbenen beschermde tegen bronzen pijlpunten. Al bood een linothorax minder bescherming voor het lichaam dan volledige bronzen borstplaten, maar was veel lichter, beweeglijker en goedkoper te produceren. Ook was het veel beter bestand tegen corrosie door zeewater dan metalen pantser: met name wanneer er over de zee werd gereisd of gevochten zou men dus aan de linothorax de voorkeur hebben gegeven. 

https://www.celticwebmerchant.com/nl/griekse-linothorax.html 

De musculata was een bronzen kuras dat anatomisch was gevormd en was de duurste vorm van borstpantser in de oudheid, die alleen kon worden betaald door de rijkste soldaten. In de periode van Gnaeus werd het grotendeels niet meer gebruikt, maar een aantal triarii en equites die met hem meevechten dragen een vorm van musculata.

https://www.celticwebmerchant.com/nl/zwarte-musculata.html 

Scheenbeschermer

De principes en triarii ten tijde van de tweede punische oorlog droegen een enkele scheenbeschermer van ijzer of brons om het linkerbeen te beschermen. Dit kwam doordat dit lichaamsdeel onder het scutum uitstak en dus een zwak punt was, ook al gebruikte de soldaat zijn schild. In tegenstelling tot scheenbeschermers van eerdere eeuwen stopte de scheenbeschermer ten tijde van de punische oorlogen onder de knie.

https://www.celticwebmerchant.com/nl/scheenbeschermers.html 

Wapens

Hasta

Triarii hadden een hasta als onderdeel van hun uitrusting. Dit was een zware stoot- en werpspeer gebaseerd op de Griekse doru, die nog zwaarder was dan de pilum. Een Triarius gebruikte deze speer op dezelfde manier als een Griekse hopliet, maar kon deze ook op de vijand werpen voordat hij met zijn bondgenoten een stormloop uitvoerde. In sommige gevallen had de hasta net als een doru een salamanderdoder die kon worden gebruikt als reserve speerpunt, of om gevallen vijanden op het slagveld af te maken als de triarii in strijdformatie liepen.

https://www.celticwebmerchant.com/nl/romeinse-hasta-met-schacht.html 

https://www.celticwebmerchant.com/nl/griekse-dory-set-speerpunt-en-schachtkap.html 

https://www.celticwebmerchant.com/nl/speerpunt-schachtkap-griekse-dory.html

https://www.celticwebmerchant.com/nl/essenhouten-schacht.html 

https://www.celticwebmerchant.com/nl/manauhouten-schacht.html 

Scutum

Vanaf de 4e eeuw v.Chr. gebruiken de Romeinen de scutum, waarschijnlijk net als de Montefortino-helm en het Lorica Hamata overgenomen van de Kelten. Dit langwerpige schild was ten tijde van de republiek ongeveer 130 cm lang en had een ovale vorm. Aan de voorkant had het langs de lengte van het schild een houten rib met daarop een schildknop: hiermee kon de scutum ook als stootwapen worden gebruikt. 

https://www.celticwebmerchant.com/nl/schild-van-de-romeinse-republiek.html 

Keltisch zwaard

Gnaeus heeft een Keltisch zwaard van het type La Tène B voor als zijn speer breekt of verloren raakt. Dit type zwaard was overgenomen na de Keltische plundering van Rome en zou tot de Tweede Punische Oorlog het standaardwapen blijven voor Romeinse soldaten. 

https://www.celticwebmerchant.com/nl/gallisch-la-tenezwaard-marne.html 

Opgeslagen in de blog: Blog & lookbook

  • auteur: Patrick
Wees de eerste om te reageren:

Laat een reactie achter

*Verplichte velden