Anatomie Middeleeuws zwaard

Een zwaard bestaat uit meerdere onderdelen. Het belangrijkste onderdeel van een zwaard is het blad een andere naam voor dit onderdeel is de kling. Dit is het gedeelte van een zwaard waarmee wordt gesneden of gestoken. Dit blad moet erg flexibel zijn zodat deze bij gebruik niet breekt. De scherpte van het zwaard wordt behouden door de hardheid van de zijkanten en de punt van het zwaard is bedoeld voor het steken. Een deel van dit blad is de Bloedgoot. De geul die meestal in het midden van een zwaard loopt heeft als bijnaam de Bloedgeul. Deze geul zit er voornamelijk voor de sterkte van het zwaard door de gewichtsbesparing wat eruit ontstaat. Onder het blad zit de pareerstang, dit is de scheiding tussen blad en handvat. De pareerstang zit er dan ook voor de beveiliging van de handen, die daardoor niet kunnen doorglijden naar het scherpe blad. Ook kan met de pareerstang een slag van de tegenstander worden afgeweerd en teruggeslagen. 

Onder de pareerstang zit het handvat van het zwaard, originele Middeleeuwse zwaarden hadden vaak korte handvaten omdat er toen geen rekening werd gehouden met het dragen van dikke handschoenen. Het handvat is meestal opgebouwd uit een dun gedeelte van het blad wat naar beneden doorloopt, met daar omheen hout wat in leer wordt gewikkeld. 

Het laatste deel van het zwaard is de pommel. Dit is als het ware een dop op de achterkant van het zwaard. De pommel kan voor meerdere dingen worden gebruikt. Het zorgt vooral voor balans tegenover het zware blad van het zwaard maar kan ook worden gebruikt als extensie van het handvat om het bereik te vergroten. Ook wordt de pommel vaak met een decoratief oog ontworpen. 

Klik hier voor onze zwaarden collectie