Deze blog volgt de Romeinse soldaat Quintusin het jaar 202 voor Christus. Hij vecht mee in de slag bij Zama tussen Carthago en Rome. Deze veldslag was de climax van de Tweede Punische oorlog, misschien wel het beroemdste conflict dat Rome meemaakte in de Republikeinse periode.
De Romeinse republiek
Sinds het verbannen van de koningen in 509 v.Chr. tot de aankondiging van het principaat in 27 v.Chr. was Rome een republiek. Meestal wordt de periode van de Romeinse republiek verdeeld in de Vroeg- Midden- en laat-Romeinse republiek. Er moet niet worden gedacht dat de ‘republiek’ een constante was: volgens de wetenschapper Jeremy Armstrong kan deze periode beter worden opgedeeld in wel 13 delen.
Het ideaal van de republiek vormde de grondslag voor de Romeinse identiteit; de Romeinen hebben zichzelf nooit een keizerrijk genoemd tot aan de val van het westelijke rijk. Vanaf de midden-republiek zien we het ontstaan van een bureaucratische machine die noodzakelijk was om de complexiteit van Rome te kunnen beheersen. Hierin speelden prominente patriciërsfamilies de sleutelrol.
De Romeinse veroveringsstrategie in Italië
Rome was in de vroege eeuwen van de republiek uitgegroeid van een kleine stadstaat naar een imperium dat bijna heel Italië bestuurde. Dit gebeurde in enkele gevallen met bloederige veroveringsoorlogen zoals tegen de Etruskische stad Veii in 396 v.Chr. die slechts 16 km van Rome verwijderd was. Maar in de meeste gevallen ging deze ‘verovering’ gemoeid met een sluwe strategie van het incorporeren en fuseren van krijgsheren uit andere Italische culturen. Regelmatig koos Rome bondgenoten uit om samen met hen hun vijanden aan te vallen en vervolgens beide volkeren in te lijven in de republiek. Ten slotte waren er voor de elite van deze andere volkeren volop mogelijkheden om toe te treden tot de elite van de Romeinse samenleving.
Het begin van de Romeinse republiek kenmerkt zich vergelijkbaar met de koningstijd door krijgsheren, elk met hun eigen gevolg aan cliënten. Zij stamde af van de Latijnse volkeren en waren niet Perse-Romeins of gehecht aan Rome. Ze leefde de Indo-Europese traditie van het ondernemen van jaarlijkse rooftochten op vijandelijke stammen. Ze kwamen terug met de buit die ze ‘heldhaftig’ hadden gewonnen en waren de gevoerde helden voor de rest van het volk. Deze groep werden de Patriciërs.
Het grote verschil tussen de vroege Republiek en de periode daarvoor is dat deze krijgsheren zich af en toe bundelden en meer gingen handelen vanuit naam van de Romeinse republiek. Andere latijnse krijgsheren konden toetreden en zolang zij maar vanuit naam van de Republiek handelden, was dit een welkome aanwinst.
Deze situatie had verschillende opmerkelijkheden. Ten eerste kenmerkt het het open karakter van de Romeinen voor ‘buitenstaanders’. Immers hadden alle naburige volkeren dezelfde Indo-Europese grondslag en hadden dezelfde krijgstraditie. Het was voor een ambitieuze krijgsheer vanuit een andere stam dus aantrekkelijk om ‘Romein’ te worden. Rond deze tijd moeten we meer denken aan collectiefs van krijgsbendes dan aan de Griekse type Poleis.
Vanuit deze traditie zien we ook de Triomftochten en het claimen van de buit door de patriciërs die deze immers hebben veroverd ‘in naam van Rome’. Deze traditie zou blijven en leidde tot een heel ander beeld als waarin wij Rome als eenheid vaak pogen te plaatsen.
Vanuit dit standpunt werd de kloof vergroot tussen de ‘haves’ (patriciërs) en de ‘have nots’ (de plebejers). waaruit lange politieke frictie ontstonden waarbij de plebejers meer aandeel wilden hebben in de rechten van patriciërs. Hoewel we veel van ons moderne wereldbeeld pogen te reflecteren op de Romeinse Republiek, was deze anders dan ons democratisch systeem. Alleen mannelijke Romeinse burgers hadden stemrecht en rechtspersoonlijkheid. Lagere klassen in de samenleving hadden met hun stem amper invloed. Ze waren voor politieke zaken afhankelijk van hun patroon waarmee ze een cliënt-patroon relatie onderhielden. Deze relaties waren gebaseerd op kosmische wederkerigheid en kwamen met verplichtingen. Des te meer cliënten een patroon bezat, des te meer aanzien en politieke invloed hij kon uitoefenen. Tegelijk was het een schande voor een patroon om zijn cliënten in armoede te laten leven. Hij beschermde ze in het geval van een juridisch geschil en functioneerde als bank. Deze cliënt-patroon relatie was vrijblijvend en beide partijen konden de samenwerking ontbinden. Slaven en vrouwen hadden helemaal geen politieke invloed, al werden bevrijde slaven automatisch cliënt van hun voormalig meester, dit bood een startkapitaal.
De Punische oorlogen
In de loop van de vierde eeuw voor Christus had de republiek andere kleine stadstaten en regionale bestuurders opgeslokt, maar kwam daardoor steeds vaker in conflict met andere imperia rondom de Middellandse Zee. Zo had Rome tussen 264–241 v.Chr. een conflict met Syracuse, dat uitliep in een oorlog tussen Rome en het Punische Carthago. Door deze Eerste Punische Oorlog ontwikkelde Rome een machtige vloot, direct gekopieerd van de Carthagers. Vrede tussen deze machtige rijken zou niet lang duren en de conflicten die volgden zouden de meest tragische en vernietigende oorlogen zijn uit de klassieke oudheid.
In 218 v.Chr. brak weer oorlog uit tussen Carthago en Rome, deze keer in Iberië. De Carthaagse veldheer Hannibal zou het conflict echter naar Rome brengen en de machtige stadstaat op een haar na vernietigen. Hij reisde met Carthaagse troepen, waaronder zijn beroemde olifantenruiters, via de Alpen het Italische schiereiland binnen. Daar verzamelde hij Keltische stammen en andere volkeren met wrok naar de Romeinen tot een leger (50.000 man sterk) dat haast altijd in de minderheid was, maar hij met briljante strategieën te werk zette.
In de slagen bij Ticinus, Trebia, en het Trasimeense meer wist hij de Romeinen achter hun eigen linies te slim af te zijn en veroorzaakte hij enorme verliezen en zorgde hij voor het sneuvelen van meerdere consuls. Zijn grootste overwinning behaalde hij in de slag bij Cannae (216 v.Chr.), waar hij wat was overgebleven van de grotere Romeinse strijdmacht (grofweg 80.000 soldaten) tot op de triarii volledig uitroeide, resulterend in 50.000 doden en 20.000 gevangenen, een ongehoord aantal in deze periode van oorlogsvoering. Hierna zou hij nog jaren het Italische schiereiland terroriseren.
Het lukte hem echter niet om Rome te belegeren. Hannibal's jarenlange campagne midden in vijandig gebied was extreem gedaagd en hij moest op elk moment de Romeinen te slim af zijn, om zijn bondgenoten te behouden en zijn leger te kunnen bevoorraden. Uiteindelijk moest hij in 204 v.Chr. na 15 jaar op oorlogstocht (waarvan 13 in Italië) terugkeren naar Carthago, omdat hij geen enkele steun had gekregen van de Carthaagse senaat en omdat er amper steun voor zijn campagne was bij de andere Latijnse volkeren van Italië. In Italië had hij niets anders dan totale verwoesting achtergelaten, maar het had allemaal voor niks gebleken: Rome had zijn campagne uitgezeten en begon zich meteen voor te bereiden op een wraakzuchtige tegenaanval.
Ondankse de enorme verliezen die de Romeinen over meerdere generaties hadden geleden wisten ze snel een nieuw leger te been te brengen geleid door de dictator Publius Cornelius Scipio, een strategicus op het niveau van Hannibal zelf. In 202 v.Chr. ontmoetten de Romeinen en Carthagers elkaar weer op het slagveld bij Zama, een antieke stad naast Carthago. In deze veldslag was het Romeinse leger in de minderheid en gebruikte Scipio Hannibals eigen tactieken tegen hem (bijvoorbeeld door bondgenootschappen te sluiten met de Nubiërs, in parallel met Hannibals gebruik van de Kelten). De Romeinen wisten hiermee een beslissende overwinning te behalen en Carthago moest een vernederende vrede ondertekenen, waarmee de stadstaat werd verboden om een vloot te houden en Romeinse bondgenoten aan te vallen. Met deze veldslag werd Rome dus de dominante macht in het Middellandse Zeegebied.
In de komende eeuw volgde nog een Derde Punische 'Oorlog' tussen 149 en 146 v.Chr.. Dit was echter eerder een wrede strafexpeditie, die Rome uit angst zelf uitlokte om Carthago definitief uit te roeien. Na het beleg van Carthago gaf het Carthaagse leger zich definitief over, ter belofte dat de bevolking zou worden gespaard. Rome brak deze belofte en maakte de grootste Mediterrane stad na Alexandrië met de grond gelijk, resulterend in de ongeëvenaarde afslachting van honderdduizenden burgers (de schattingen lopen op tot 750.000 slachtoffers). Volgens Livius was deze actie zo verschrikkelijk dat zelfs de Romeinse aanvoerder die de vernietiging van de stad en haar bevolking had bevolen, in tranen uitbarstte, omdat hij besefte dat Rome ooit hetzelfde lot zou kunnen overkomen.
Het leger van de midden-republiek
Het is geen wonder dat de hiërarchie van de Romeinse samenleving was terug te zien in het leger van de Republiek. De krijgsmacht was opgedeeld in verschillende rangen en groepen met hun eigen functies. De voorhoede werd geleid door velites, lichte infanterie die de vijand bestookte. Ze waren vaak jongeren, die naast een wolvenhuid en een klein schild geen bescherming droegen om zich zo snel mogelijk te verplaatsen over het slagveld. Zware infanterie was het belangrijkste element van het republikeinse leger. De formatie van deze soldaten was opgedeeld in drie linies op basis van strijdervaring en vermogensklasse. Vooraan stonden de hastati: zij waren de minst ervaren en gepantserde soldaten die de aanval leidden in de eerste fase van een veldslag. De middenlijn werd gevormd door principes zoals Quintus. Als de lijn van de hastati werd doorbroken tijdens de eerste fase of als dit gedeelte van een gevecht te lang duurde, kwamen zij naar voren, uitgerust en klaar om een uitgeputte tegenstander te bevechten. De Triarii, de veteranen met de beste uitrusting, vormden de achterhoede van het Romeinse leger. Als de formaties van de hastati en principes waren doorbroken, schoten zij te hulp in de laatste fase van de veldslag. Dit gebeurde zelden en was een teken dat er tot het bittere einde zou worden gevochten; de Romeinen hier zelfs een uitdrukking voor in het dagelijks leven, ‘res ad triarios venit’ of ‘het komt neer op de triarii’. Hiernaast was er aan de flanken cavalerie, opgemaakt uit de klasse van de equites (ridders), hulpcavalerie bestaande uit rijke Italiërs zonder burgerrecht en en andere specialisten.
Uitrusting princeps Quintus
Kleding
Tunica (tuniek)
In de Romeinse samenleving was de tunica van wol, linnen (en in sommige gevallen katoen) het belangrijkste kledingstuk voor zowel mannen als vrouwen. Het was in de republikeinse periode zeer in de mode om deze lang en vloeiend te maken, om dezelfde uitstraling te geven als de meer formele toga die door Romeinse burgers werd gedragen. Dit was echter niet praktisch voor soldaten en daarom droegen zij een korte tunica, met of zonder korte mouwen.
De tunica die Quintus draagt, is blauw geverfd. In moderne afbeeldingen dragen Romeinse militairen vaak rood, omdat deze kleur symbool stond voor de oorlogsgod Mars. Het is echter onduidelijk welke kleuren Romeinse soldaten droegen, aangezien de kleur per legioen en ook manipel niet uniform was. Soldaten verzorgden ten tijde van de republiek hun eigen tunieken, die ze vaak vanuit huis kregen gestuurd.
https://www.celticwebmerchant.com/nl/mouwloze-tuniek-106626427.html
https://www.celticwebmerchant.com/nl/ondertuniek-yngvi-korte-mouwen-naturel.html
https://www.celticwebmerchant.com/nl/tuniek-aegir-groen.html?id=154247399
https://www.celticwebmerchant.com/nl/tuniek-aegir-grijs.html
Riem
Om het maliënkolder op de heupen te laten rusten en het zwaard aan te hangen werd in deze periode een simpele leren riem gebruikt.
https://www.celticwebmerchant.com/nl/keltische-la-teneriem-met-riemhaak-bruin.html
Caligae (sandalen)
De sandalen die Quintus draagt zijn een praktisch militair model dat door legionairs werd gedragen. Militaire sandalen waren comfortabel en licht van ontwerp: hierdoor konden soldaten hard werk verrichten, lange perioden op wacht staan en grote afstanden per dag marsen zonder blaren te ontwikkelen. De sandalen werden door soldaten zelf voorzien van spijkers om grip te geven op onverharde of natuurlijke grond. Ook konden hiermee gevallen vijanden op het slagveld worden afgemaakt als de Romeinse eenheden over hen heen marcheerden.
https://www.celticwebmerchant.com/nl/romeinse-caligae-neptunus.html
Sagum (Mantel)
Quintus heeft voor koud of slecht weer een mantel bij zich. De Romeinse mantel was een grote lap wol, die wordt vastgehouden met een fibula. Romeinse soldaten droegen mantels om zichzelf warm en droog te houden: dat laatste was zeer belangrijk om de uitrusting te beschermen tegen roest of vuil. Ook speelden ze mogelijk ook een rol in nachtoperaties, om legionairs te camoufleren. De mantel kon zelfs worden gebruikt om de arm te beschermen tijdens een gevecht: er is een verslag van legionairs die door de vijand werden overvallen zonder schild en hun mantels om de voorarm wikkelden om als schild te gebruiken.
Uit wandschilderingen is op te maken dat Romeinse legionairs veelal bruine, beige en grijze mantels droegen. Dit kwam doordat de mantels van ongekleurde wol werden gemaakt, zodat de natuurlijke olie van het schaap de mantel waterbestendig kon houden. Centurions en andere veldheren droegen rode, witte of zelfs paarse mantels om op te vallen: Julius Caesar stond er om bekend dat hij ook tijdens veldslagen zijn mantel droeg voor dramatisch effect. Onze princeps Quintus heeft zijn mantel niet mee tegen kou of regen, maar de brandende zon van Noord-Afrika.
https://www.celticwebmerchant.com/nl/mantel-hibernus-herfstgroen.html
https://www.celticwebmerchant.com/nl/middeleeuwse-mantel-karen-bruin.html
https://www.celticwebmerchant.com/nl/mantel-harun-wol-grijs.html
https://www.celticwebmerchant.com/nl/keltische-fibula-3de-1ste-eeuw-vchr.html
Wapenuitrusting
Om zijn lichaam te beschermen gebruikt Quintus het grote republikeinse scutum (schild) en draagt hij een Montefortino-helm en een lorica hamata (maliënkolder). Om te vechten gebruikt hij een pilum (een zware werpspeer) en een zwaard van het La-Tène type B.
Helm
Net als alle andere soldaten van de Romeinse republiek draagt Quintus een Montefortino-helm van het Keltische type. Dit type helm was in de 4e eeuw v.Chr. overgenomen van de Kelten na de Keltische plundering van Rome en werd van alle Romeinse helmen het langst gebruikt. De helm was voorzien van wangkleppen en een afneembare pluim van paardenhaar, wat de drager langer liet overkomen om de vijand te intimideren. Nadat wapenrusting door de Romeinse staat in massa werd geproduceerd, nam de kwaliteit van deze helmen af.
https://www.celticwebmerchant.com/nl/deepeeka-republikeinse-montefortino-a-messing.htm
Lorica hamata
De Lorica hamata was een Romeins maliënkolder dat van de derde eeuw voor- tot de vierde eeuw na Christus werd gedragen door Romeinse soldaten. Vaak ontbraken er mouwen om het comfortabeler te maken om lange perioden te dragen, zeker tijdens de mars. Maliën was mogelijk direct overgenomen van de Kelten, aangezien de La-Tènecultuur deze vorm van pantser rond 400 v.Chr. had uitgevonden. In de 4e-2e eeuw v.Chr was de lorica hamata erg duur en armere soldaten zoals de hastati konden zich dit niet veroorloven.
https://www.celticwebmerchant.com/en/flat-ring-roman-lorica-hamata-riveted-and-alternat.html
Scheenbeschermer
De principes ten tijde van de tweede punische oorlog droegen een enkele scheenbeschermer van ijzer of brons om het linkerbeen te beschermen. Dit kwam doordat dit lichaamsdeel onder het scutum uitstak en dus een zwak punt was, ook al gebruikte de soldaat zijn schild. In tegenstelling tot scheenbeschermers van eerdere eeuwen stopte de scheenbeschermer ten tijde van de punische oorlog onder de knie.
https://www.celticwebmerchant.com/nl/scheenbeschermers.html
Wapens
Pilum
Principes hadden een pilum als onderdeel van hun uitrusting. Dit was een zware werpspeer, die op de vijand werd geworpen voordat de legionairs een stormloop uitvoerden. Het wapen kon ook worden gebruikt als een gewone speer.
https://www.celticwebmerchant.com/nl/vierkante-pilum.html
https://www.celticwebmerchant.com/nl/pilum-3de-eeuw-vchr.html
Scutum
Vanaf de 4e eeuw v.Chr. gebruiken de Romeinen de scutum, waarschijnlijk net als de Montefortino-helm en het Lorica Hamata overgenomen van de Kelten. Dit langwerpige schild was ten tijde van de republiek ongeveer 130 cm lang en had een ovale vorm. Aan de voorkant had het langs de lengte van het schild een houten rib met daarop een schildknop: hiermee kon de scutum ook als stootwapen worden gebruikt.
https://www.celticwebmerchant.com/nl/schild-van-de-romeinse-republiek.html
Zwaard
De xiphos werd nog gebruikt in de 4e eeuw v.Chr . en heel zelden vinden we bewijzen van het gebruik ervan in de 2e eeuw v.Chr., maar al in de 4e eeuw werd het bijna vervangen door een ander type zwaard: het Keltische zwaard type La Tène B. Dit zwaard was overgenomen van de Galliërs en zou tot de Tweede Punische Oorlog het standaardwapen worden voor Romeinse soldaten.
Ten tijde van de late republiek werd het Gladius Hispaniensis (Spaanse zwaard) gebruikt, dat was overgenomen van Iberische stammen tijdens de 1e Punische oorlog. De Romeinse variant had een bladvormige kling en was qua lengte vergelijkbaar met zijn voorganger, het La Tène type B zwaard. Het werd in de loop van de eerste eeuw v.Chr. het belangrijkste wapen van de Republikeinse soldaten na het werpen van hun pilum.
https://www.celticwebmerchant.com/nl/gallisch-la-tenezwaard-marne.html
https://www.celticwebmerchant.com/nl/republikeinse-gladius-osuna.html